Literatuur
- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Keulse goot": blz. 255. (naast de betekenis van een binnendoor geleide goot, wordt onder een Keulse goot ook wel verstaan: een 'bakgoot met lijst' of een 'zakgoot')
- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -].
Hierin "Keulsche goot": blz. 621 ("Goot, welke op een muur geconstrueerd
wordt, zoodanig, dat het buitenboeibord strookt met voor kant muur. De goot steekt dus niet
uit buiten het vlak van den muur. Daar het buitenboeibord niet voldoende stevig bevestigd
kan worden, wordt gebruik gemaakt van neusijzers (a), welke gelijkhouts in gootbodem en
boeiplank worden ingelaten en met houtschroeven bevestigd (J.R.A.).
Ook een goot, die
binnenshuis over den zolder gaat, ten einde het water uit de goot aan de eene zijde van
het huis naar die aan de andere zijde af te voeren. Wordt veelal toegepast, wanneer het
huis een zadeldak met twee opgaande topgevels heeft, en het regenwater slechts door één
buitengoot kan worden afgevoerd. Gewoonlijk rust de K[eulsche goot] op in den dwarsmuur,
langs welken ze loopt, gemetselde klossen. Zie verder: Goot" - dit is de volledige tekst)